De Bhagavad Gita vormt een onderdeel van het epische gedicht Mahābhārata, dat een grote rol speelt in het hindoeïsme. De Gita is waarschijnlijk tegen het einde van de tweede eeuw voor Christus toegevoegd aan het gedicht en was sindsdien van grote inspiratie voor miljoenen mensen – waaronder ook bekenden als Thoreau, Emerson, Jung, Einstein en Gandhi. Je kunt het verhaal op jouw manier interpreteren, afhankelijk van je spirituele overtuigingen. Ook vanuit een psychologisch perspectief kan je tot nieuwe inzichten komen.
Het dilemma van Arjuna
De Gita gaat over een dialoog tussen God in de gedaante van Krishna en zijn goede vriend, de prins en boogschutter Arjuna. Ze spreken elkaar vlak voor de aanvang van een grote militaire slag in India. Arjuna staat – om de heerschappij over zijn land terug te winnen – midden op het slagveld. Aan beide kanten ziet hij familieleden, leraren en vrienden van hem staan en dit maakt hem wanhopig; hij zou niet gelukkig worden van een overwinning en ook niet van een nederlaag. Krishna schiet hem te hulp en geeft diepgaand advies.
De Absolute Waarheid volgens Krishna
Krishna legt uit dat er sprake is van een onderscheid tussen Arjuna’s vergankelijke lichaam en zijn onvergankelijke ziel (een golf), in relatie tot de Opperziel waar iedere ziel mee verbonden is (de oceaan). Arjuna identificeert zich ten onrechte met zijn sterfelijke materiële lichaam en het valse ego en eigent zich ten onrechte objecten toe. Je bent niet je lichaam of je ego, Arjuna, en je zal nooit werkelijk iets bezitten. Jij bent de golf van bewustzijn die zich bewust is van dit alles.
Het probleem van de mens
Het verhaal zoals zich dat op het slagveld afspeelt, staat symbool voor het slagveld van de menselijke geest: een toneel van voortdurend conflict. Onze geest is veranderlijk; de ene keer wil ze dit en dan weer dat. Wanneer ze al haar behoeftes heeft bevredigd, vraagt de geest zich af wat ze vervolgens moet gaan doen. Ze wil continu anders zijn en is nooit compleet. Het gebrek dat ieder mens voelt, komt voort uit de onwetendheid van de werkelijke natuur van het zelf en alleen de kennis van het zelf zal het gevoel van gebrek opheffen. Je wordt dan een spontaan mens en het leven wordt een spel, zegt Krishna tegen Arjuna.
Alle activiteiten in ons leven vallen – om ons te ontdoen van het knagende gevoel van gebrek – eigenlijk in deze twee categorieën:
- Streven naar (fijne) dingen
- Je ontdoen van (vervelende) dingen
Met deze activiteiten spannen we ons in om de drie beperkingen van de mens te boven te komen: verdriet (door te streven naar comfort), sterfelijkheid (door bijvoorbeeld vitaminen te slikken) en onwetendheid (door bijvoorbeeld de krant te lezen). Deze activiteiten lossen de drie beperkingen echter niet op.
Krishna komt met een plottwist en stelt dat deze drie beperkingen helemaal niet bestaan. Vrijheid van de beperkingen is al bereikt. Onze identiteit en ons lichaam zijn inderdaad zeer veranderlijk en sterfelijk; je bent in je leven een jongen, een oom, een neef, tante en je speelt allerlei rollen, maar je centrale wezen verandert niet. Wanneer we onszelf in een lachspiegel zien, kunnen we om onszelf lachen, wetende dat we dat niet zijn; wanneer we een acteur bezig zien, weten we dat ze slechts een rol speelt. Maar het inzicht met betrekking tot de rollen die we zelf aannemen, blijkt lastiger te realiseren. Je centrale wezen, Arjuna, is het subject dat alle objecten – waaronder jouw lichaam, identiteit (rollen) en gedachtes – waarneemt. Het subject is geluk, is onsterfelijkheid en alwetend. Jij bent geluk, onsterfelijk en alwetend.
De zoektocht naar geluk
We kunnen al onze spullen weggeven in de hoop dat we ons dan gelukkig voelen (categorie 2), waarna we niet alleen geestelijk maar ook materieel verarmd zijn. Steeds meer hebben (categorie 1) is ook niet de oplossing, want er is altijd meer te verkrijgen. Het gegons van ‘ik wil’ gaat ongehinderd door en het gevoel van gebrek blijft bestaan.
Wanneer we naar mooie muziek luisteren, een film kijken of ons verliefd voelen, is er even dat gevoel van compleet zijn; het gevoel is echter altijd tijdelijk, omdat we zoeken naar onszelf buiten onszelf. De een zoekt het in zoute drop, de ander in zoete; op vakantie gaan of thuisblijven. Het geluk is niet gelegen in het object. We beseffen niet dat wat we op die fijne momenten eigenlijk ervaren, onze ware, tijdloze natuur is. Wanneer we even niet verlangen, wanneer we geen gebrek voelen, voelen we onszelf, voelen we geluk. Wat is Arjuna werkelijk? Arjuna is geluk.
Waarom vechten we eigenlijk tegen sterfelijkheid, verdriet en onwetendheid? Omdat we voelen dat ze – in tegenstelling tot geluk – in de kern tegen onze natuur ingaan. We voelen dat we dat niet zijn en streven continu naar geluk; we voelen dat dat onze natuur is. Onze strategie werkt echter niet.
Wat kan je nu doen, Arjuna?
Er kan nu een nieuw probleem ontstaan. Arjuna voelt zich verdrietig en hij weet nu dat dit niet nodig is; hierdoor voelt hij zich nog verdrietiger. De Gita spoort ons aan voorkeuren en antipathieën te neutraliseren. Het gaat om de beweging van een gevoel van gebrek naar het niet anders willen zijn dan je bent. Uiteindelijk wil iedereen zich op z’n gemak voelen met zichzelf; daar zijn al onze handelingen op gericht. Maar wanneer we proberen onze voorkeuren en antipathieën te neutraliseren, om geluk te bereiken, is dat typisch een handeling van de eerste categorie: streven naar dingen, vanuit een gevoel van gebrek.
Leef je leven. Als het resultaat van je handelingen volledig tegengesteld is aan je verwachtingen, ondanks je wil en inspanning, reageer dan niet en noem jezelf geen mislukking. Je bent niet de schepper van wetten die de resultaten van handelingen bepalen, en je kent ook niet alle wetten die meespelen bij het voorbrengen van een resultaat. Succes en mislukking zijn maar relatief. De een is blij met een winst van duizend euro, terwijl de ander meer had verwacht en teleurgesteld is. Aanvaard ‘succes’ of ‘mislukking’ en zie dat het resultaat altijd in overeenstemming is met de handeling, die weer interacteert met een eindeloze hoeveelheid factoren en natuurwetten waar je geen invloed op hebt. Zo worden voorkeur en afkeer geneutraliseerd.
Wanneer je voelt dat je voor je geluk afhankelijk bent van een intieme partner, heeft het geen zin intieme partners te gaan vermijden (categorie 2), want het verlangen en de afhankelijkheid blijven bestaan. Je kunt slechts handelen met de juiste houding en afwachten. Handelen en de gehechtheid aan het resultaat loslaten.
We zijn geconditioneerd om te vechten voor kleine beetjes geluk die ons worden toegeworpen door de handen van het lot. Om deze gewoonte af te leren kunnen we mediteren. Ga zitten en objectiveer het lichaam; zie het als een stenen standbeeld. Erken vervolgens dat je vormloos, gedaanteloos bewustzijn bent, dat volledige stilte is. Wanneer je aan stilte denkt, kun je niets anders zijn dan stilte. Alles speelt zich in jou af.
Onze menselijke wil is sterk en dus kunnen we handelen niet zomaar opgeven – en dat hoeft ook niet. Krishna pleit in de Gita voor een handelen omwille van de handeling zelf, zonder gehechtheid aan het resultaat. De resultaten worden ons gegeven en we leren de ‘goede’ en ‘slechte’ resultaten te omarmen. Alle handelingen vinden plaats in jou, het bewustzijn; zelf handel je niet. Je bereikt vrijheid van handelen (niet letterlijk) wanneer je dit inziet.
Arjuna gaat de strijd aan
De zoeker gaat het gedrag van het streven naar dingen en zich ontdoen van dingen wat loslaten. Hij ontdekt dat hij al die dingen niet nodig heeft. Ze blijft handelen in de wereld, ze blijft ervaren. De zoeker ontdekt uiteindelijk dat ze het gezochte is. Deze boodschap komt telkens weer terug – in het boeddhisme, bij Eckhart Tolle, Jan Geurtz… De inzichten zijn filosofisch, spiritueel en soms complex, maar herbergen een tijdloze en praktische wijsheid, die je kan helpen en inspireren ongeacht je spirituele overtuigingen.
Arjuna gaat de strijd aan. Hij is in dit leven geworpen en gebruikt zijn lichaam om te handelen. De resultaten zijn niet aan hem om te bepalen. Hij is zich bewust van de strijd en de continue verandering in het leven; hij is gewaar van het wonder van de botsende materie; hij geniet van alles waar hij zich via de zintuigen bewust van is; hij is geluk. Dat is het verhaal van de Gita.