De knikkers jagen elkaar op in de knikkerbaan en stuiteren alle kanten op. Met grote ogen en ingehouden adem volg ik hun baan naar beneden. Ik zit hier al dagen, in kleermakerszit. Mijn mosterdgele coltrui geeft me het gevoel dat ik veilig ben. Althans, daar in dat kinderkamertje…
Ik zoom uit, zie hoe ik dit verhaal nu uit typ met een strenge blik. Kan ik alle wegen tussen toen en nu opnieuw overtrekken, zodat ze duidelijk zichtbaar worden? Ik draag een blauwe coltrui.
Angst kwam me serieus opzoeken in het kamertje naast de knikkerkamer. Ik hoorde mijn moeder beneden met de keukendeurtjes slaan; ze was boos omdat ik op dat moment té gevoelig was en niet meewerkte met haar plannen. Ik kromp ineen, trilde bijna, huilde hard. Het zou beter zijn als ik niet mezelf ben, dacht ik.
Jaren later vloog ik naar Australië. De angst bezocht me in mijn slaap- en werkkamer, waar ik me overweldigd voelde door alle mensen, de verwachtingen, de druk om te presteren. Mijn maag kromp ineen zoals ik in het kamertje naast de knikkerkamer.
Terwijl ik dit typ, voel ik mijn kaken spannen. Want de angst is subtiel in mijn lichaam aanwezig en ze heeft een verborgen agenda. Ze wil dít niet, ze wil een ander leven. Ze wil dat ik koste wat kost overleef, zelfs – en dat is voor de angst een ingewikkelde – wanneer dat ten koste gaat van degene die ze bezoekt; en in dit geval ben ik dat.
De angst kwam tijdens een meditatieretraite, waar we in een grote cirkel zaten en waar ik doodnerveus was. De angst begon wild rond te rennen en ik trilde net niet, maar huilde ongecontroleerd. Het was gewoon te veel voor haar, alle verwachtingen, prikkels, al het ongewisse. Wat als ik weer mijzelf ben en mensen me hierom afwijzen?
Angst, ik zou graag met je praten. Je impact is enorm. Liefdesrelaties en banen ontglipten me, sportdoelen bleven buiten bereik, ik ging me isoleren en werd steeds grijzer. De hoop geef ik niet op, daar is meer voor nodig, maar toch… je hebt me heel wat aangedaan.
Gisteren nog, ik pakte een rijstewafel in de keuken en er verschenen vlekken voor mijn ogen. Ik schrok van de oogmigraine en na een half uur huilde ik even, liet ik een klein beetje verdriet en spanning ontsnappen. ‘Alsjeblieft, rustig…’ leek ik te willen zeggen. Jij bleef stil.
Ik vraag me af of je het beste met me voor hebt en eigenlijk denk ik dat dat niet zo is. Want ik ben bang voor fijne dingen: mijzelf zijn, liefhebben, loslaten, reizen, naar de kapper gaan, feesten… En ja ik ben ook bang om flauw te vallen, om sterretjes te zien, om te falen in mijn werk, om alleen achter te blijven. Jij hebt die laatste dingen als een spiegel voor de fijne dingen gezet, waardoor ik ze niet meer zie.
Je bezocht me in de wandelgangen, op weg naar groep 8, waar ik een presentatie moest geven over het weer. Je was er toen vrouwen die ik leuk vond er met andere mannen vandoor gingen. Drie jaar terug, toen ik betekenisvol werk probeerde te doen samen met collega’s die ik niet goed kende, toen was je er ook in volle glorie. En toen twee jaar terug, in de supermarkt, toen ineens keek je jezelf in de spiegel. Ik staarde naar de pakjes boemboe en kokosmelk en mijn blikveld begon te vervagen. Ik kon de wereld simpelweg niet meer verwerken, ze werd een soep. Terwijl ik dit typ, worden mijn handen klam.
Daar in de supermarkt keek je jezelf in de ogen en werd je bang van jezelf. Dat was geen fijne wending in mijn leven, want daarna begon je je op steeds meer plekken te tonen, omdat je niet alleen mij, maar ook jezelf wilde beschermen. Nu waren we allebei de controle kwijt en soms gierde je zonder aanleiding door mijn lijf.
Je wil me beschermen maar kijk alsjeblieft goed wat het me oplevert; we zijn veel alleen, er is geen werk, geen geliefde, geen geluksgevoel of tevredenheid… En ook al zit ik ‘veilig thuis’, ik voel me niet werkelijk veilig, want jij vertelde me dat ik dit moest doen om mezelf te beschermen tegen de Vele Gevaren.
Ja dat klopt, ik ben boos op je. Gelukkig heb ik jouw toestemming niet nodig om dingen te doen die mijn hart me ingeven. Ik hoop dat jij nu ook langzaam begint in te zien dat je strategie me niet helpt, dat ik me niet veiliger voel en dat je me niet veerkrachtig maakt. Ja, ik zou het enorm waarderen als je de teugels een beetje liet vieren, zodat ik kan gaan ervaren dat die knikkerkamer gewoon een knikkerkamer was, dat mijn moeder gewoon boos en gestrest was, dat de vrouwen in mijn leven zochten naar een stabiele partner en een plek waar ze zich veilig en verbonden konden voelen, dat ik betekenisvol werk de wereld in bracht ondanks jou, en dat ik nu, terwijl ik dit typ, oké ben, dat de wereld voor me open ligt en dat ik bereid ben om haar te betreden. En ja, klopt, dan raken we gewond, maar dan kunnen we aan het einde van de rit in ieder geval zeggen dat het de moeite waard was.
Twee keer druk ik op Enter, want ik weet al wat er nu gaat komen. Je wilt niet luisteren, dit is niet jouw verhaal, niet jouw visie en niet jouw ‘agenda’. Je hebt je stevig ingegraven en je wil jezelf nooit meer in de spiegel aanschouwen. Dat spijt me voor je, ik zie hoe hard je gewerkt hebt en ik zou jou ook wel wat rust gunnen! Laten we eerlijk zijn, van de knikkerkamer tot nu heb je eigenlijk geen moment rust gehad, behalve dan tijdens ervaringen van diepe verbondenheid met vrouwen of de natuur. Je trekt een frons over mijn voorhoofd, want als iemand moe is, ben jij het wel. Je bent bang voor je eigen schaduw, lieve angst, je jaagt spoken na en voedt je eigen natuur.
Ik trek de lijntjes over en zie dat er ook veel lijntjes zijn van een andere kleur, de kleur van mijn verlangen. Je trok de lijntjes uit alle macht uit koers, maar ze staan er nu toch, kijk maar, ik heb de foto’s als bewijs. En misschien stelt dat je ook wel een beetje gerust, dat ik ook regelmatig aan het roer sta? Ik zie jou naar jezelf staren in de spiegel, grote ogen, niet van verwondering, maar pure doodsangst. Ik zie het en toch… neem ik plaats achter deze laptop, en schrijf ik over je, tot je. Ik ga nu iets tegen je zeggen wat je al weet, maar wat je volgens mij nog niet werkelijk inziet: aan het eind van de rit ga ik dood. Ik hoop dat jouw missie dan geslaagd is, of is jouw missie om mij koste wat kost in leven te houden? Het is echt belangrijk dat je inziet dat dat je niet gaat lukken. Misschien leef ik veertig jaar, zestig of tachtig… De lijnen van ons leven tekenen we samen op, maar waar zijn we naar op weg? Wat proberen we uit te tekenen? Het heeft iets van een knikkerbaan, nu ik goed kijk. Ik zie de looping van twee jaar terug, toen ik weer werd teruggeworpen naar een jaar ervoor. Ik zie de vlucht naar Australië en het naar beneden bonken nadat jij jezelf in de spiegel had bekeken. Een aantal knikkers is al helemaal beneden, 33 om precies te zijn. Die kleine zit in kleermakerszit en kijkt met grote ogen en ingehouden adem. Gaan de andere knikkers het einde ook halen? Zullen we daarna een nieuwe baan bouwen?
Alsjeblieft, lieve angst, zie in dat de knikkerbaan het niet gaat overleven. Laat die kleine in de tussentijd spelen en ontdekken. Gun hem zijn essentie, want we kunnen samen verdrietig constateren dat hij inmiddels denkt dat hij jou is, je was zo groot dat hij jou werd.
Je trekt een frons over mijn voorhoofd, want met jou valt niet zo goed te redeneren, dat was ik even vergeten. Ik kan niet van je vragen ontvankelijk te zijn, want je hebt geen oren, en je bent hyper alert, altijd. Dus weet je wat we doen? We gaan een nieuwe knikkerbaan bouwen, samen, let maar op. Jij maakt een looping en ik klik er een nieuwe bocht aan vast. De kleine kijkt met grote ogen en ingehouden adem toe. En dan… daar gaan ze… een reeks nieuwe knikkers, ik ben zo benieuwd of ze binnen de baan blijven. En zo niet… hey, c’est la vie.